
Eind juli heeft advocaat-generaal Wahl van het Europees Hof van Justitie conclusie genomen in de princiepszaak over de zogenaamde “platformbans” die belangrijke gevolgen kan hebben voor selectieve distributiestelsels. De zaak tussen enerzijds Coty Germany, een producent van (luxe)cosmeticaproducten, en anderzijds één van haar erkende selectieve distributeurs Parfümerie Akzente.
Vanuit een commercieel oogpunt kiest men voor een selectief distributiestelsel omdat een producten niet wil dat zijn luxeproduct belandt in een winkel of een website die het prestige van het merk zou schaden. Geen Louis Vuitton in de Delhaize en geen Chanel via bol.com is de logische gedachte. Maar hoe ver kan men dit principe online doortrekken ?
Twee belangrijke vragen werden gesteld aan het Europees Hof van Justitie die een directe impact kunnen hebben op het business model van Coty:
- Zijn de overeenkomsten afgesloten in het kader van selectieve distributiestelsel die er op gericht zijn om het “luxe-imago” van deze producten in stand te houden, verenigbaar met het Europese mededingingsrecht?
- Mag een leverancier aan haar retailers het verbod opleggen om bij onlineverkoop beroep te doen op “derde ondernemingen” (zoals bijvoorbeeld de online marktplatforms Amazon, eBay of bol.com )?
De advocaat-generaal stelt zich in zijn conclusie soepel op ten opzichte van de beautygigant. Met betrekking tot de eerste vraag herhaalt het advies de criteria van het Metro-arrest van het Europese Hof van Justitie. Systemen van selectieve distributie zijn toegelaten voor zover voldaan wordt aan enkele voorwaarden:
- De eigenschappen van de producten moeten een systeem van selectieve distributie mogelijk maken. Meer bepaald moet de technische of kwalitatieve hoogwaardigheid een rechtmatig vereiste zijn om de kwaliteit van de producten te behouden en het goede gebruik ervan te verzekeren. In de praktijk gaat het vooral over horloges (Longins, Philippe Patek,..) desingerkledij (Chanel, Longchamp, Armani,…)
- De keuze van distributeurs moet plaatsvinden op grond van objectieve kwalitatieve criteria.
- Ten slotte mogen de vastgestelde criteria niet verder gaan dan noodzakelijk.
De Coty case heeft voornamelijk betrekking op de eerste voorwaarde. Volgens advocaat-generaal Wahl kunnen niet alleen de materiële kenmerken van een product, maar ook het (in stand houden van het) “luxe-imago” ervan een selectief distributiestelsel noodzakelijk maken. Deze zienswijze verlaagt de drempel voor concurrentiebeperkende maatregelen.
Ook Wahl’s antwoord op de tweede vraag is in het nadeel van de distributeurs van Coty en van alle andere distribiteurs in een selectief distributiestelsel.
Volgens advocaat generaal Wahls is het verbod van Coty op de verkoop van haar producten via online marktplatformen gerechtvaardigd indien de aard van het product dit verlangt. Het verbod moet ook uniform zijn vastgesteld en niet verder gaan dan noodzakelijk is. Aangezien de verkoop via online platforms niet het voornaamste verkoopkanaal van Parfümerie Akzente uitmaakt, betekent dit dat het het verbod van Coty niet in strijd is met het mededingsingsrecht. De producten kunnen immers nog steeds op andere websites worden aangeboden en het verbod maakt de onlineverkoop aldus niet geheel onmogelijk.
Wat betekenen deze antwoorden nu voor het domein van (selectieve) distributie?
Indien het Hof de stellingname van advocaat-generaal Wahl volgt, lijkt de weg zich te openen in de richting van nog meer selectieve distributiestelsels en dit misschien ook voor producten die daar op het eerste gezicht niet voor geschikt zijn ? De Europese Commissie heeft in haar e-commerce survey nochthans gezegd dat ze zou optreden tegen oneigenlijke selectieve distributiestelsel en opende een onderzoek t.a.v. het modemerk GUESS.
Intussentijd is het dus uitkijken hoe ver men kan gaan bij het opzetten van een distributienetwerk en welk type het meest aangewezen is voor elk product en elk bedrijf.
Uitspraak in de Coty Case wordt nog dit jaar verwacht.
Share us!