
Op 21 maart 2019 werd in het parlement het wetsvoorstel goedgekeurd tot wijziging van het wetboek economisch recht over misbruiken van economische afhankelijkheid, onrechtmatige bedingen en oneerlijke marktpraktijken tussen ondernemingen. De wet kreeg vooralsnog flink minder aandacht dan het ook goedgekeurde wetboek vennootschappen en verenigingen, maar de impact ervan op de B2B (contractuele) relaties kan niet onderschat worden. Het wetsvoorstel nam voor een groot deel een wetsontwerp over dat door de regering was voorbereid net voor de Marrakesh-crisis.
De wet introduceert het principe van ‘positie van economische afhankelijkheid’ in het Belgische mededingingsrecht (boek IV WER), een lijst met zwarte (absoluut verboden) en grijze (voorwaardelijk verboden) bedingen en een uitgebreidere definitie van misleidende en agressieve marktpraktijken in B2B-relaties (boek VI WER).
Misbruik van economische afhankelijkheid
Economische afhankelijkheid wordt als nieuwe definitie in Boek I WER omschreven als een ‘positie van onderworpenheid van een onderneming ten aanzien van één of meerdere andere ondernemingen gekenmerkt door de afwezigheid van een redelijk equivalent alternatief, beschikbaar binnen een redelijke termijn, en onder redelijke voorwaarden en kosten, die deze of elk van deze ondernemingen toelaten om prestaties of voorwaarden op te leggen die niet kunnen verkregen worden in normale marktomstandigheden.’
De wet somt in een niet exhaustieve lijst een aantal voorbeelden op waaruit dat misbruik kan bestaan: het rechtstreeks of zijdelings opleggen van onbillijke aan- of verkoopprijzen of van andere onbillijke contractuele voorwaarden, het beperken van de productie, de afzet of de technische ontwikkeling ten nadele van de verbruikers, het toepassen ten opzichte van economische partners van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties…
Zwarte en grijze onrechtmatige bedingen
In boek VI van het WER wordt een lijst van vier absoluut verboden (zwarte) bedingen geïntroduceerd, en een lijst van zeven grijze bedingen die behoudens bewijs van het tegendeel vermoed worden onrechtmatig te zijn.
De zwarte bedingen bevatten een aantal evidente zaken die ofwel sowieso als zuiver potestatief ongeldig moeten worden verklaard, ofwel minstens (nooit) de rechterlijke toets van de goede trouw zouden mogen doorstaan. Het gaat daarbij ondermeer om eenzijdige rechten om clausules te interpreteren, afstand van verhaalclausules (ex ante), aanvaarding van clausules waarvan men geen kennis had voor contractsluiting,…
Veel ingrijpender is de lijst van grijze bedingen waar de (moeilijke) bewijslast wordt omgekeerd naar de sterke contractspartij. Voortaan zal het verboden zijn om eenzijdige wijzigingen aan te brengen aan de prijs, voorwaarden of kenmerken van product of dienst zonder opgave van geldige reden. Zulke handelswijzen zijn in bepaalde sectoren schering en inslag en het valt te verwachten dat er flinke discussie zal ontstaan over wat een ‘geldige’ reden zal zijn. De stilzwijgende verlenging van contracten zonder redelijke opzegtermijn behoort ook tot het verleden.
De bezielers van het wetsvoorstel hopen dat de wet de kleine zelfstandigen en kmo’s meer ademruimte zal geven bij contractonderhandelingen. De relatief lange tijd tot effectieve inwerkingtreding zorgt voor voldoende tijd om de (waarschijnlijke) contractuele aanpassingen door te voeren. De verdere impact zal moeten blijken als de rechters de verschillende nieuwe concepten zullen interpreteren.
Een uitgebreidere analyse van het artikel is te lezen in De Juristenkrant van 10 april 2019 op pagina 3! U kan het artikel ook hier downloaden.
Share us!