
In het vooruitzicht van een verwachte toename van de verzoeken tot toepassing van de procedure voor gerechtelijke reorganisatie (PGR) door ondernemingen die door de economische crisis ingevolge Covid-19 zijn getroffen, heeft de wetgever bij wet van 21 maart 2021 een aantal regels gewijzigd om aan flexibiliteit en doeltreffendheid te winnen.
Onlangs heeft de Minister van Justitie te kennen gegeven dat hij van plan was de gevolgen van deze wet te verlengen, hetgeen ons de gelegenheid geeft deverbeteringen om ondernemingen in moeilijkheden opnieuw zuurstof te geven in herinnering te brengen en te bespreken.
1. Onmiddellijke toegang tot de PGR als gevolg van verminderde formaliteiten.
Sommige van de documenten die de schuldenaar bij zijn verzoek tot opening van een procedure inzake gerechtelijke reorganisatie moet voegen, kunnen thans op een latere datumen uiterlijk twee dagen voor de zitting, worden ingediend.
De schuldenaar zal dus de indiening kunnen uitstellen van documenten betreffende zijn boekhoudkundige situatie, het budget met de raming van inkomsten en uitgaven voor de duur van de gevraagde opschorting, de lijst van schuldeisers in de opschorting, de uiteenzetting van de voorgenomen maatregelen om de levensvatbaarheid van zijn bedrijf te herstellen alsook de verklaring waaruit blijkt dat hij zijn/zij haar verplichtingen inzake informatie en raadpleging van de werknemers of hun vertegenwoordigers naar behoren is nagekomen.
Daarentegen moet de schuldernaar bij zijn verzoekschrift nog steeds de overige elementen en documenten vereist door artikel XX.41 §1 van het Wetboek van economisch recht (WER) voegen, namelijk, een uiteenzetting van de gebeurtenissen waarop zijn verzoek is gegrond, de doelstellingen die met de opening van de PGR worden nagestreefd, zijn elektronisch adres, de twee recentste jaarrekeningen die hadden moeten neergelegd zijn of de twee recentste belastingaangiftes, en, in voorkomend geval, de lijst van vennoten et een kopie van de exploten van bevel en van uitvoerende roerende en onroerende beslagen, zoals deze verschijnen in het CBB.
Om het overdreven formalisme van de vorige versie van de wet en de belemmering van de toegang tot de PGR voor KMO’s nog verder tegen te gaan, voorziet de wet van 21 maart 2021 thans dat het ontbreken van de bijlagen bij het verzoek niet langer gesanctioneerd wordt met de niet-ontvankelijkheid ervan.
Het is uiteraard lovenswaardig dat ondernemingen in moeilijkheden snel een beroep kunnen doen op de PGR. Is het echter niet van essentieel belang om vooraf toegang te hebben tot boekhoudkundige gegevens en de bijstand van een accountant om de opportuniteit en de slaagkansen van een herstructureringsmaatregel te kunnen beoordelen, vóór of tijdens een PGR? Bovendien is het niet onmogelijk dat deze versoepeling helaas tot bepaalde misbruiken zal leiden.
2. De voorbereiding van de herstructurering weg van de schijnwerpers.
Om de nadelige gevolgen te vermijden die de bekendmaking van de opening van een procedure van gerechtelijke reorganisatie kan hebben, heeft de wetgever een tweede wijziging aangebracht. Het betreft de mogelijkheid om een vertrouwelijke voorbereidende fase te doorlopen met het oog op een minnelijk of collectief akkoord, naar het voorbeeld van de “pre-pack“-procedures, die in de Angelsaksische stelsels wijdverbreid zijn.
In deze fase voorziet artikel XX. 39/1 WER dat een gerechtsmandataris wordt aangesteld om, in alle discretie, de sluiting van een akkoord tussen de schuldenaar en zijn schuldeisers te vergemakkelijken, zodat eerstgenoemde van gunstige betalingsvoorwaarden kan profiteren en aldus zijn situatie kan verlichten. Om de onderhandelingen tot een goed einde te brengen, kan de gerechtsmandataris zich tijdens deze fase tot de Voorzitter van de rechtbank wenden om afbetalingstermijnen te vragen en om gedurende een periode van maximaal vier maanden vervolgingen door schuldeisers te verhinderen.
Aangezien het akkoord pas na de sluiting ervan wordt bekendgemaakt, is deze fase bijzonder nuttig voor schuldenaars die vrezen dat een voortijdige bekendmaking van hun situatie hun reputatie zou kunnen schaden of de inschikkelijke houding van bepaalde zakenpartners zou kunnen aantasten.
In dit verband dient eraan te worden herinnerd dat artikel XX.36 WER de schuldenaars reeds de mogelijkheid bood om vóór de opening van een PGR de aanstelling van een ondernemingsbemiddelaar te vorderen om een toekomstige PGR te vergemakkelijken, ongeacht de formule daarvan (minnelijk akkoord, collectief akkoord of overdracht onder gerechtelijk gezag). De ervaring en het gezag van de ondernemingsbemiddelaar bevorderen het herstel van het onevenwicht dat de schuldenaar kan ervaren in zijn vertrouwelijke onderhandelingen met bepaalde belangrijke schuldeisers, teneinde vooralsnog tot minnelijke schikkingen te komen. Het beroep op het nieuwe artikel XX.39/1 zal de schuldenaar – ditmaal bijgestaan door een gerechtsmandataris – in staat stellen het werk van de ondernemingsbemiddelaar voort te zetten, hetgeen de mogelijkheid biedt om in de voorbereidende en vertrouwelijke fase de opschorting van één of meer schuldvorderingen te verkrijgen.
In de praktijk lijken maar weinig schuldenaars gebruik te hebben gemaakt van de pre-pack-procedure. Is dit omdat de schuldenaar in moeilijkheden in plaats daarvan de onmiddellijke bescherming wil verkrijgen die artikel XX.44 WER biedt na de indiening van het verzoekschrift, met name tegen alle schuldeisers? In de voorbereidende fase zal de schuldenaar echter niet alleen een aantal dagen moeten wachten voordat de gerechtsmandataris door de rechtbank wordt aangewezen, maar zal hij ook moeten wachten totdat de mandataris het initiatief neemt om bij de rechtbank opschortingsmaatregelen tegen bepaalde individuele schuldeisers aan te vragen. Ondertussen kunnen sommige (andere) schuldeisers overgaan tot executiemaatregelen, zoals beslaglegging op roerende goederen of banktegoeden, waardoor de schuldenaar definitief wordt geblokkeerd.
3. De verminderingen op de schuldvorderingen worden niet langer belast.
Ten slotte betreft een derde wijziging de fiscale voordelen met betrekking tot collectieve akkoorden, die worden uitgebreid tot de minnelijke akkoorden. Terwijl de belastingautoriteiten voorheen van mening waren dat schuldkwijtschelding ten gevolge van een minnelijk akkoord een belastbare winst opleverde, in verhouding tot de verkregen vermindering, bepaalt artikel 48 van het WIB 92 thans dat schuldkwijtscheldingen en voorzieningen waarvoor een minnelijk akkoord is bereikt, zijn vrijgesteld, evenals die welke zijn verkregen krachtens een collectief akkoord. Deze vrijstelling geldt gedurende alle belastbare perioden tot de volledige uitvoering van het minnelijk akkoord.
4. Conclusie.
Het is in feite nog te vroeg om een diepgaande evaluatie te maken van het effect van de maatregelen die bij de wet van 21 maart jl. zijn ingevoerd, maar zij zullen hoogstwaarschijnlijk, op aandringen van de Ministerraad, worden verlengd tot 16 juli 2022.
Share us!