
De Collectieve arbeidsovereenkomst nr. 148 herintroduceert een regime van volledige of gedeeltelijke schorsing van de arbeidsovereenkomst voor werknemers wegens werkgebrek ingevolge economische oorzaken die verband houden met de coronavirus-crisis.
Op 18 maart 2020 hadden de sociale partners al een vrijwel vergelijkbare CAO (CAO nr. 147) aangenomen. Deze CAO, die voor een bepaalde termijn was gesloten, verstreek op 30 juni 2020. Deze was zonder groot succes, gezien de ruime interpretatie die de RVA gaf aan het begrip overmacht en het massaal beroep doen van werkgevers op de regeling voor tijdelijke werkloosheid wegens overmacht (hierna de “Corona-werkloosheidsregeling” genoemd).
Gelet op de beperkingen die de wetgever sinds 1 september 2020 heeft aangebracht om aanspraak te kunnen maken op de “Corona-werkloosheidsregeling”, was het noodzakelijk om opnieuw een aanvullend stelsel van tijdelijke werkloosheid in te voeren wegens economische redenen. Het gaat om werkgevers die van de “Corona-werkloosheidsregeling” waren uitgesloten en onder een paritair comité vielen dat geen “economische werkloosheidsregeling” op sectoraal niveau had vastgesteld, noch een CAO of een ondernemingsplan in die zin had aangenomen, overeenkomstig de algemene regeling vastgelegd in de artikelen 77/1 en volgende van de wet van 3 juli 1978.
Vandaar ook dat de CAO nr. 148 werd aangenomen met terugwerkende kracht tot 1 juli 2020 en met een geldigheidsperiode die loopt tot 31 december 2021.
Op basis van het overgangsregime vastgelegd in Koninklijk Besluit nr. 46 voorziet CAO nr. 148 in een vereenvoudigde procedure voor bedrijven die om redenen van overmacht geen beroep meer kunnen doen op tijdelijke werkloosheid: toekenning van een bijkomend krediet van 8 weken tijdelijke werkloosheid om economische redenen, afschaffing van de procedure voor de goedkeuring van collectieve arbeidsovereenkomsten of ondernemingsplannen door de commissie “ondernemingsplannen”, bewijs van een aanzienlijke omzet- of productiedaling van minstens 10% tijdens het kwartaal dat voorafgaat aan de invoering van dit regime ten opzichte van het overeenstemmende kwartaal van 2019. Bovendien moet het bedrijf twee dagen opleiding per maand aanbieden aan werknemers die in tijdelijk werkloos werden geplaatst.
CAO nr. 148 is van toepassing op werknemers aangeworven met een arbeidsovereenkomst, maar ook met een alternerende opleiding of een doorstromingsprogramma.
Het bepaalt dat de duur van de opschorting niet meer dan 16 weken per kalenderjaar mag bedragen in het geval van volledige opschorting van de overeenkomst en 26 weken in het geval van arbeidstijdverkorting.
Twee weken arbeidstijdverkorting staat gelijk aan een week volledige schorsing van de uitvoering van de overeenkomst.
De onderneming mag per kalenderjaar de maximumduur van 24 weken in het geval van een totale schorsing en 34 weken in het geval van een arbeidstijdverkorting niet overschrijden.
Ten slotte vereist CAO nr. 148 de betaling van een toeslag aan de werknemer, ten laste van de werkgever, van een minimumbedrag van 5,63 euro per dag werkloosheid (deze toeslag moet ten minste gelijk zijn aan de toeslag die verschuldigd is aan arbeiders van dezelfde werkgever en/of van het paritair comité waarvan de werkgever deel uitmaakt, in het geval van tijdelijke werkloosheid om economische redenen).
Bij collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103/5 worden de perioden van corona tijdskrediet (einde loopbaan) en corona ouderschapsverlof geneutraliseerd voor de vaststelling van de rechten van de werknemers op een “klassiek” tijdskrediet dat vastgelegd is door CAO nr. 103. Zo wordt alleen de anciënniteit die de werknemer heeft verworven voor en na het nemen van een specifiek “corona”-verlof in aanmerking genomen om te bepalen of aan de voorwaarde van 12 of 24 maanden tewerkstelling voorafgaand aan het nemen van het klassieke tijdskrediet is voldaan.
Share us!