
Op 7 juli 2020 heeft de federale belastingadministratie (andermaal) naar aanleiding van het advies van de Raad van State van 18 juni 2018, haar standpunt met betrekking tot de zogenaamde “gesplitste aankopen” in het Waalse en het Brusselse Gewest noodgedwongen herzien.
Ter herinnering de “gesplitste aankoop” is een estate planningstechniek die bestaat uit het gesplitst verwerven van een (on)roerend goed: de ouder koopt het vruchtgebruik van het goed en het kind de naakte eigendom. Zo dooft bij het overlijden van de ouder het vruchtgebruik uit en wordt het goed in zijn geheel eigendom van het kind, in principe, zonder belastingheffing.
Fiscaalrechtelijk werd er echter een wettelijke fictie in het leven geroepen (nl. art. 9 van het Wetboek der Successierechten en art. 2.7.1.0.7 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit) volgens welke het goed in zijn geheel wordt geacht deel uit te maken van de nalatenschap van de vruchtgebruiker, tenzij kan worden aangetoond dat het een vermomde schenking betreft. Om dit vermoeden te weerleggen en om aan de toepassing van de genoemde fiscaalrechtelijke bepalingen te ontkomen, is het dan ook gebruikelijk dat de ouder vóór de aankoop en via een (registreerbare) schenking de middelen ter beschikking stelt die het kind nodig heeft voor de verwerving van de naakte eigendom van het goed.
Voorheen liet de fiscus immers toe dat het vermoeden kon weerlegd worden, mits (i) hetzij de voorafgaande schenking werd geregistreerd vóór de aankoop van het onroerend goed (wat noodzakelijkerwijs de heffing van 3 % schenkingsrechten in het Vlaamse en het Brusselse Gewest en 3,3 % in het Waalse Gewest voor schenkingen in rechte lijn impliceert), (ii) hetzij de belastingplichtige kon aantonen dat er geen verband bestaat tussen de schenking en de aankoop van het onroerend goed. Deze interpretatie werd overgenomen door de belastingadministratie van het Vlaamse Gewest (VLABEL) en in 2016 zelfs uitgebreid tot de gesplitste aankoop van (portefeuille-)effecten en geldbeleggingen.
Op 12 juni 2018 riep de Raad van State VLABEL echter tot de orde en stelde dat het niet relevant is hoe de blote eigenaar het geld voor de aankoop van het goed heeft verkregen. Het is aldus niet van belang of de schenking al dan niet vooraf werd geregistreerd. Naar aanleiding van dit advies heeft VLABEL haar standpunt moeten herzien.
Het is in deze context dat de fiscus op 7 juli 2020 verklaarde dat om het tegendeel te kunnen bewijzen het volstaat dat de blote eigenaar aantoont dat de schenking heeft plaatsgevonden vóór de ondertekening van de verkoopakte. Niet meer en niet minder. Kleine precisering wat het Brusselse en Waalse Gewest betreft: indien de compromis voorziet in de betaling van een bedrag (een voorschot, een waarborg,…) is het nodig te bewijzen dat de schenking werd verricht vóór de ondertekening van de compromis, zelfs indien de aankoop werd gedaan onder een opschortende voorwaarde. Dit bewijs kan met alle middelen worden geleverd, met uitsluiting van elk bewijs dat uitgaat van de partijen zelf, zoals de eed of de beweringen van de partijen (een zgn. “pacte adjoint” lijkt aldus niet te volstaan).
In het Vlaamse Gewest daarentegen lijkt deze laatste voorwaarde niet vereist te zijn en zou het dus volstaan om de schenking te laten plaatsvinden vóór de ondertekening van de notariële verkoopakte.
Het nieuwe standpunt van de federale belastingadministratie is van toepassing op alle gesplitste aankopen na 1 augustus 2020.
Share us!